Instructie van 24 juni 1814 voor de Hoge Raad van Adel
Bij soeverein besluit van 24 juni 1814, nummer 10, werd een 'Collegie van Heraldie' opgericht onder de titel Hoge Raad van Adel. In artikel 2 van het instellingsbesluit is een instructie voor de Raad vastgesteld. Deze instructie bestaat uit 30 artikelen.
Instructie voor den Hoogen Raad van Adel
Artikel 1
De Hooge Raad van Adel is provisioneel zamengesteld uit:
- Een President
- Vier Raden en
- Een Secretaris,
En heeft ter zijner adsistentie en dispositie de volgende Ambtenaren, als:
- Een Thesaurier, te gelijk Chartermeester,
- Twee Klerken,
- Een Wapenteekenaar,
- Een Kamerbewaarder en
- Twee Boden of Sergeants d'Armes.
Artikel 2
De President en twee Raden zullen moeten behooren tot den Adel der Vereenigde Nederlanden.
Artikel 3
In het ligchaam van President en Raden zullen ten minste zijn twee personen, in regten gegradueerd,
Artikel 4
President en Raden moeten alle Inboorlingen zijn der Vereenigde Nederlanden, en in dezelve woonachtig.
Elk.hunner moet den ouderdom van ten minste vijf-en-twintig jaren hebben bereikt.
Zij mogen aan elkander niet nader dan in den vierden graad van bloedverwantschap bestaan.
Artikel 5
De Secretaris van den Raad moet ten minste den ouderdom van vijf-en-twintig jaren bereikt hebben, en in de Vereenigde Nederlanden geboren zijn.
Artikel 6
De Thesaurier zal tevens Chartermeester zijn, en in zijn eerste kwaliteit borgtogt stellen voor zijne ontvangst.
Hij zal insgelijks den ouderdom van vijf-en-twintig jaren moeten bereikt hebben.
Artikel 7
De benoeming van den President, Raden en Secretaris geschiedt onmiddelijk door Ons. De Thesaurier-Chartermeester zal mede door Ons benoemd en aangesteld worden, uit eene nominatie van drie personen, door President en Raden te formeren.
De Secretaris en Thesaurier en Chartermeester zullen op hunne Commissie en Instructie den eed afleggen in handen van President en Raden, mitsgaders den eed van zuivering, bij de Staten Generaal, den 10 December 1715, gearresteerd.
Artikel 8
De Klerken zullen door President en Raden benoemd en door Ons geapprobeerd worden, en op hunne instructie, in handen van President en Raden den eed afleggen; mitsgaders den eed van zuivering, bij de Staten-Generaal, den 10 December 1715 gearresteerd.
-Zij zullen ten minste den ouderdom van twintig jaren moeten bereikt hebben.
Artikel 9
De President en Raden hebben de benoeming van den Wapenteekenaar, van den Kamerbewaarder, en van de twee Boden of Sergeants van Wapenen; de drie laatsten echter te kiezen uit de voormalige geëmploijeerden van dezelfde klasse, die, tot dus verre, buiten middelen van bestaan zijn gebleven.
Alle andere mindere bedienden van den Raad worden door den President benoemd.
Artikel 10
Het Collegie zal zitting houden in den Haag, en aan hetzelve zal worden aangewezen een lokaal, voorzien van de noodige appartementen tot deszelfs bijeenkomsten, bewaring van Charters enz.
Artikel 11
De Hooge Raad van Adel zal de instellingen, door de Ridderschappen of Edelen in de onderscheidene Provincien of Landschappen, volgens art. 77 der Grondwet, te ontwerpen, benevens alle de veranderingen of wijzigingen, welke daarin, bij vervolg van tijd, door dezelve mogten voorgedragen worden, overwegen en Ons daar omtrent dienen van consideratien en advies.
Artikel 12
Alle verschillen, welke mogten ontstaan over de genoegzaamheid der bewijzen en preuves, overeenkomstig de gemaakte instellingen, tot het zitting nemen in- of onder de Provinciale of Landschappelijke Ridderschap of Edelen, zullen door de belanghebbenden ter kennis van den Hoogen Raad gebragt worden, ten einde dezelve na te gaan en onder Onze goedkeuring te beslissen.
Artikel 13
De Hooge Raad zal Ons voordragen, wat zoude behooren te worden verordend tot het in werking brengen der bepalingen, bij. art. 42 der Grondwet, nopens het verheffen in den Adelstand met de gevolgen van dien, in verhouding tot de verschillende Collegien van Bestuur, gemaakt.
Artikel 14
De Raad zal Ons voorslaan de wijze van het vervaardigen van Diplomata, het zij van inlijving in- of verheffing tot den Adelstand, en het verleenen van Titels, met een Ontwerp der Jura en Taxen daarvoor te innen.
Artikel 15
De Raad zal door Ons voorzien worden van een groot en een klein zegel, waarvan door dezelve aan Ons de teekeningen zullen worden voorgedragen; zullende het groot zegel dienen voor de expeditie van opene Brieven, en Diplomata, bij het voorgaande artikel omschreven; en het klein zegel voor de expeditie van de natemeldene certificaten, extracten en verdere loopende zaken; en zal het eerstgemelde zegel berusten onder de bewaring van den President, en het laatstgemelde onder den Secretaris van den Raad.
Artikel 16
De Raad zal doen houden een pertinent algemeen register van den Nederlandschen Adel.
Artikel 17
Van alle adelijke Geslachten, tot hiertoe binnen onze landen, daarvoor erkend en gehouden, te weten die, welke zoo vóór als sedert het jaar 1579, als Ridders en Edelen ter Staats-Vergaderingen zijn verschreven geworden of in eenig gewest als Edelen ten landdage zijn verschenen, zal het collegie in Onzen naam vorderen, en zullen dezelve gehouden zijn aan dit Ons collegie, binnen den loop van één jaar, toe te zenden, eene accurate Genealogie van hun Geslacht, opgemaakt tot, en met inhoud van, de tegenwoordige Leden van hetzelve en door de aanwezige mannelijke meerderjarige Leden van hetzelve onderteekend, dewelke zullen moeten verklaren, buiten de daarop gebragte personen, geene andere tot hun geslacht behoorende, en binnen deze Landen gevestigd, te kennen noch te erkennen; aan het hoofd van welke Genealogien zich zullen moeten bevinden, de in kleuren geblasoneerde teekeningen van derzelver familie-wapens, helmteekenen, kroonen, tenants en lambrequins; zullende deze Genealogie gedeponeerd worden in het algemeen Archief van het collegie.
Artikel 18
Van alle door Ons in den Adel der Vereenigde Nederlanden opgenomen wordende Geslachten, zullen almede zoodanige eensluidende Genealogien worden gevorderd en ingegeven, doch zullen deze alleenlijk, zonder het in 't voorgaande artikel bepaalde declaratoir, geteekend worden bij die mannelijke afstammelingen uit dat Geslacht, welke, zoo voor hen zelven, als voor hunne wettige descendenten, naar inhoud van Onze daarvan gegevene brieven, onder den Adel der Vereenigde Nederlanden zijn opgenomen geworden.
Artikel 19
Alle door Ons tot den Adelstand verheven wordende personen zullen verpligt zijn inteleveren eene authentieke kopij van de door Ons aan hen verleende Brieven van Adeldom.
Artikel 20
Alle de dusdanig op de Registers van den Hoogen Raad van Adel gebragte Geslachten zullen zijn verPligt en gehouden, in het vervolg, ter kennis van het Collegie te brengen de Geboorten, Huwelijken en Afsterven, in de Geslachten voorgevallen, door toezending van een authentiek bewijs en eene gelegaliseerde kopij van hetzelve, om gedeponeerd te worden in het Archief van het Collegie.
Artikel 21
De Hooge Raad van Adel zal, in deszelfs Registers, geene andere Geslachten mogen inbrengen noch stellen dan die, welke door Ons voor Adel der Vereenigde Nederlanden zijn erkend, aangenomen of gecreëerd; al hetwelk eenmaal in de voorsz. Registers door het Collegie zijnde gebragt, zal zijn en blijven een wettig bewijs van Adeldom en Afkomst.
Artikel 22
Alle Certificaten van Adeldom of Afkomst, alle opzweringen van kwartieren, zullen bij den Hoogen Raad moeten worden afgegeven en gedaan onder handteekening van den President en ten minste twee Raden, en gecontrasigneerd door den Secretaris, ter ordonnantie van den Raad, onder Ons Zegel of Cachet, tot gebruik van den Hoogen Raad bestemd; zullende voortaan zoodanige Certificaten en opzweringen alleen valide zijn.
Geene Ridderschappen of Edelen binnen deze Landen zullen zoodanige Certificaten of opzweringen vermogen aftegeven of te doen, ten ware zij dezelve door den Hoogen Raad in forma doen approberen en viseren: zullende alsdan de geapprobeerde en geviseerde Certificaten of opzweringen bij den Hoogen Raad worden geregistreerd.
Artikel 23
De Hooge Raad van Adel zal kennis nemen van alle zoodanige zaken den Adel betreffende, als Wij zullen goedvinden aan denzelven optedragen.
Artikel 24
De Hooge Raad van Adel zal aan Ons alle zoodanige voordragten kunnen doen, als dezelve zal vinden te strekken tot eer, luister en maintien van den Adel, en van Onze Hoogheid.
Artikel 25
De Hooge Raad van Adel is gehouden, op alles wat door Ons in deszelfs handen gesteld wordt, ten fine van berigt en examinatie, dadelijk en met postpositie van alle andere zaken, schriftelijk te berigten en zijne bevinding te doen kennen, met bijvoeging, of zoodanig een berigt eenstemmig of bij meerderheid gedaan is; in welk laatste geval, de namen der gedevieerd hebbende Leden, en de gronden waarop, er zullen worden bijgevoegd.
Artikel 26
De Hooge Raad van Adel zal ten allen tijde toegang hebben tot, en gebruik mogen maken, onder behoorlijke voorzorge, van 's Lands Archieven en Leen-registers, waar dezelve zich ook mogen bevinden.
Artikel 27
De Hooge Raad van Adel zal belast worden met de beraming van de orde, bij alle publieke Ceremonien in acht te nemen, en die te regelen, daartoe door Ons aangeschreven.
Artikel 28
De Hooge Raad van Adel zal zich dadelijk bezig houden met het ontwerpen van een Reglement van Orde voor zijne Vergaderingen, en hetzelpe aan Onze approbatie voordragen.
Artikel 29
President en Raden zullen in Onze handen afleggen den volgenden Eed:
'Ik zweer (belove) dat ik de Grondwet der Vereenigde Nederlanden zal onderhouden; dat ik exactelijk de gemaakte Instructie zal achtervolgen; dat ik, volgens geweten, zonder haat, vriendschap of gunst, zal beoordeelen de bewijzen van Adel, die mij zullen worden voorgelegd,. en dat ik den Souvereinen Vorst dezer Landen, in mijne betrekking, getrouwelijk van mijnen raad dienen zal'.
'Ik zwere (belove) dat ik mij exactelijk zal gedragen naar den inhoud van het Plakkaat, bij de Staten-Generaal, op den 10 December 1715, tegen het geven en nemen van verboden giften, gaven en geschenken, gearresteerd'.
Artikel 30
Wij behouden aan Ons, om de tegenwoordige Instructie, ten allen tijde, zoodanig te ampliëren en te altereren, als door Ons noodzakelijk of raadzaam zal worden geoordeeld.
Aldus gearresteerd bij Besluit van den 24 Junij 1814.
In kennisse van mij,
De Algemeene Secretaris van Staat,
(Get.) A.R. Falck