Richtlijnen voor het gebruik van adellijke titels en predicaten
Iedereen die tot de Nederlandse adel behoort, wordt aangeduid met het predicaat jonkheer of jonkvrouw, behalve als hij of zij recht heeft op een titel.
Algemene richtlijnen voor adellijke titulatuur
Het predicaat staat voor de voornaam, terwijl de titels tussen de voornaam en geslachtsnaam worden geplaatst.
- Jonkheer A.B.C. Verheyen;
- A.B.C. baron van Dedem.
In uitzonderlijke gevallen staat een titel tussen twee delen van de samengestelde geslachtsnaam.
- A.B.C. Bosch ridder van Rosenthal.
Ambtstitels – professor (prof.), dominee (ds.) – worden voor het predicaat en academische titels na het predicaat geplaatst.
- prof. jhr. dr. A.B.C. Verheyen.
Adellijke titels en predicaten worden, net als academische titels, met kleine letters geschreven. Jonkheer en jonkvrouw worden afgekort tot ‘jhr.’ en ‘jkvr.’.
Adressering en briefaanhef bij adellijke personen
Wanneer de geadresseerde recht heeft op een predicaat, dan krijgt dit als eerste woord van de adressering een hoofdletter. Het gebruik van de woorden ‘De heer’ en ‘Mevrouw’ naast een titel of predikaat is dubbelop en daarom onjuist.
De adressering aan graven en burggraven luidt 'De hooggeboren heer', die aan gravinnen en burggravinnen 'De hooggeboren vrouwe'. Een brief begint dan met 'Hooggeboren heer / vrouwe', gevolgd door een komma, een witregel en de briefinhoud:
- De hooggeboren heer
A.B.C. graaf van Limburg Stirum
Voor de overige edellieden is de adressering 'De hoogwelgeboren heer / vrouwe' en de briefaanhef 'Hoogwelgeboren heer / vrouwe', gevolgd door een komma, een witregel en de briefinhoud:
- De hoogwelgeboren vrouwe
A.B.C. barones van Dedem
- De hoogwelgeboren heer
Jonkheer A.B.C. Verheyen.
Gehuwde vrouwen
Door huwelijk verkrijgt men geen adeldom, maar een niet-adellijke echtgenote van een graaf of baron wordt in het maatschappelijk verkeer vaak wel als ‘gravin’ of ‘barones’ aangeduid:
- A.B.C. gravin van Limburg Stirum - Jansen.
De echtgenote maakt dan gebruik van een hoffelijkheidstitel of 'titre de courtoisie'. In officiële stukken gebeurt dat niet.
De echtgenote van een jonkheer of ridder is echter ‘mevrouw’:
- Mevrouw Verheyen - Jansen
Heeft de gehuwde vrouw zelf een adellijke titel, dan volgt na eventuele titel en naam van haar echtgenoot haar eigen titel en geslachtsnaam:
- A.B.C. gravin van Limburg Stirum - barones van Dedem;
- A.B.C. Jansen - barones van Dedem.
Heeft zij een adellijk predicaat en voert zij tevens de naam van haar man, dan wordt het predicaat niet vermeld:
Mevrouw Jansen - Verheyen.
Adressering en briefaanhef bij echtelieden
Bij adressering en briefaanhef bij echtelieden gelden de volgende basisregels:
Adressering en aanhef volgen de titulatuur van de echtgenoot
- De hooggeboren heer en vrouwe
Graaf en gravin van Limburg Stirum - barones van Dedem.
Man van adel, de vrouw niet van adel
Als de man van adel is en de vrouw niet, dan adresseert men achtereenvolgens met de titel of het predikaat van de man, de vrouwelijke vorm van de titel of het predikaat, de geslachtsnaam van de man en de geslachtsnaam van de vrouw:
- De hoogwelgeboren heer en vrouwe
Baron en barones van Dedem - Jansen; - De hoogwelgeboren heer en vrouwe
Jonkheer en mevrouw Verheyen - Jansen.
Man en vrouw beide van adel
Is de vrouw ook van adel dan wordt haar geslachtsnaam voorafgegaan door haar titel. Haar predikaat wordt echter niet vermeld:
- De hoogwelgeboren heer en vrouwe
Baron en barones van Dedem - gravin van Limburg Stirum; - De hoogwelgeboren heer en vrouwe
Jonkheer en mevrouw Verheyen - Elias.
Man niet van adel, de vrouw van adel
Is de man niet van adel en de vrouw wel, dan adresseert men met ‘De heer en mevrouw’, gevolgd door de geslachtsnaam van de man, de adellijke titel van de vrouw en de geslachtsnaam van de vrouw:
- De heer en mevrouw
Jansen - barones van Dedem; - De heer en mevrouw
Jansen - Verheyen.
Freules en weduwen
De ongehuwde dochter van een (burg)graaf, baron, ridder of jonkheer werd aangesproken met freule. Deze aanspreekvorm is uit de mode geraakt.
Weduwen van adellijke personen werden vroeger aangeduid als douairière, gevolgd door naam en titel of predikaat van de man, maar zonder de eigen naam:
- Douairière A.B.C. graaf van Limburg Stirum;
- Douairière jonkheer A.B.C. Verheyen.
Deze aanduiding is in onbruik geraakt. Voor deze groep kunnen dezelfde regels worden aangehouden als voor gehuwde vrouwen.
Literatuur
Een meer uitvoerige en praktische handleiding voor de juiste adresseringsvormen, aanhefvormen en aanspreekvormen bij de verschillende vormen van titulatuur, aangepast aan de moderne tijd, is de uitgave van Gilbert Monod de Froideville en Sophie den Beer Poortugael, Nederlandse titulatuur in aanspreken en op schrift, in protocol en netwerken (2e herziene editie; Leiden Publications 2016).